22387 |
de kaarten schudden |
ondersteken:
de kaoëte goed aondersteken (K353p Tessenderlo),
de koweten goed ondersteken (K353p Tessenderlo, ...
K353p Tessenderlo),
de kəuten goet ondersteken (K353p Tessenderlo),
ondersteken (K353p Tessenderlo),
de k staat klein bovenaan en is doorstreept (glottalstop?)
de kowete goe ondersteke (K353p Tessenderlo)
|
Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitgraven:
kɛldǝr øt˲grāvǝ (K353p Tessenderlo),
de kelder uitschieten:
kɛldǝr øtsxīʔǝ (K353p Tessenderlo)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
kèrrekchàànk doen (K353p Tessenderlo)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28624 |
de koningin knippen |
de moer knippen:
dǝ muǝr knepǝn (K353p Tessenderlo)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|
28630 |
de koningin merken |
tekenen:
tiǝkɛnǝn (K353p Tessenderlo)
|
Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.]
II-6
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg doen:
krouweswéch doen (K353p Tessenderlo)
|
De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
(de dam) uitrijden:
ø̜trę̄i̯ǝ (K353p Tessenderlo),
(de leste voor) uitrijden:
ø̜trę̄i̯ǝ(n) (K353p Tessenderlo),
gelijkslagen:
gǝlę̄kslǭgǝ (K353p Tessenderlo)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
34230 |
de melk inhouden |
optrekken:
(de koe) trɛkt up (K353p Tessenderlo)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lǭtǝ lǫu̯pǝ (K353p Tessenderlo)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33869 |
de merrie bij de hengst brengen |
laten hengsten:
lǭtǝ hęŋstǝ (K353p Tessenderlo),
naar de hengst brengen:
nǭ dǝn hɛŋst brɛŋǝ (K353p Tessenderlo)
|
[N 8, 43a en 43b]
I-9
|