e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tessenderlo

Overzicht

Gevonden: 5328
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne zijden dameskous zijden kous: zeͅijə køͅsə (Tessenderlo), zije kèùse (Tessenderlo) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous zwarte kous: zwette kèùse (Tessenderlo), zwetə køͅsə (Tessenderlo) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
duren, het duurt ... het duurt: ’t duurt ma nə mənuut (Tessenderlo), ’t duurt ma ’n menuut (Tessenderlo), ’tuurt ma ne menuut (Tessenderlo), ’tuurt ma nə mənuut (Tessenderlo) Het duurt maar een minuut. [ZND 38 (1942)] III-4-4
durfal held: het is nen held (Tessenderlo), kastaar: `t is ne kastaar (Tessenderlo) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
durven dorren: da:rən (Tessenderlo), dâre(n) (Tessenderlo), durven: derreve(n) (Tessenderlo), derve (Tessenderlo), derven (Tessenderlo, ... ), dørəvə (Tessenderlo), hij heeft dat niet durven doen (Tessenderlo) durven [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m], [ZND m] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)] III-1-4
dutje dutje: `n dytjn dun (Tessenderlo), dytjən (Tessenderlo) een middagdutje doen [ZND 01 (1922)] || middagdutje [ZND 01 (1922)] III-1-2
duwen duwen: dɛ:əvən (Tessenderlo), dɛɛəvən (Tessenderlo) duwen [RND], [ZND 01 (1922)] III-1-2
dwaallicht dwaallichtje: dwaolichskən (Tessenderlo), dwaaslicht: dwaoslicht (Tessenderlo) Dwaallicht (vlammetje boven een moeras, Fr. feu follet). [ZND 05 (1924)] III-3-3
dwarsbalkjes, egscheien dwarshouters: dwē̜shātǝrs (Tessenderlo), latten: latǝ (Tessenderlo), scheien: sxāi̯ǝ(n) (Tessenderlo), vergering: vǝrgēreŋ (Tessenderlo) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdoorsnede dwarse doorsnede: dwęjǝzǝ dørsnē (Tessenderlo) Een getekende, dwarse doorsnede van een werkstuk, bijvoorbeeld van een meubel. [N 53, 205d] II-12