32545 |
wasmand |
wasmandel:
wē̜šmandǝl (Q209p Teuven)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
tijn:
tiŋ (Q209p Teuven),
wastijn:
wēͅštiŋ (Q209p Teuven)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wātǝrblǭs (Q209p Teuven)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
18302 |
waterdichte laars |
waterbot:
wātərboͅtə (Q209p Teuven)
|
laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19510 |
waterketel, moor |
cokemèr (wa.):
koͅxmāl (Q209p Teuven)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21675 |
wbd: afzeggen |
niks maken:
ps. omgespeld volgens Frings.
dər kōͅbəneks mākə (Q209p Teuven)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goed gaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
dər handəl va ... gēͅt xōt (Q209p Teuven)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21680 |
wbd: kwaadgeld |
wieveel komt daar nog bij:
ps. omgespeld volgens Frings.
wivø͂ͅlk"mtōnogbi? (Q209p Teuven)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21677 |
wbd: staartgeld / verschil |
schade:
ps. omgespeld volgens Frings.
dər šā (Q209p Teuven)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
kunnen hebben voor:
ps. omgespeld volgens Frings.
vøͅr dēͅ prīs køndərzəhā (Q209p Teuven),
laten gaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
vøͅr dēͅ prīs lōdəxsə gūə (Q209p Teuven)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|