18518 |
colbertjasje |
stoep:
štup (Q209p Teuven, ...
Q209p Teuven),
štup fan dən smokeŋ (Q209p Teuven)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] || jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)] || jas, zwarte ~ met korte slippen [sem] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32810 |
cultivator, extirpator |
extirpator:
ɛkspātǝr (Q209p Teuven)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24915 |
dal, vallei |
dal:
dal (Q209p Teuven),
slond:
slont (Q209p Teuven)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18706 |
damesblouse |
bloes:
blūs (Q209p Teuven)
|
damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18409 |
dameshoed? |
hoed:
hōt (Q209p Teuven),
vrouwluihoed:
vroͅlyjhōt (Q209p Teuven)
|
dameshoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18375 |
dameslaars |
vrouwluibot:
vroͅlyjboͅtə (Q209p Teuven)
|
vrouwenlaars [stevelet] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
mantəl| (Q209p Teuven, ...
Q209p Teuven),
vrouwluimantel:
vroͅlyjmantəl (Q209p Teuven, ...
Q209p Teuven)
|
damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18370 |
damesschoen met hoge of halfhoge hak |
schoen met halve knuppel:
[sic]
met hoͅf knøͅpələ (Q209p Teuven),
vrouwluischoen:
vroͅlyjšōn (Q209p Teuven)
|
damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22645 |
dammen |
dammen:
Karte 92.
dammen (Q209p Teuven)
|
Dame spielen.
III-3-2
|
18250 |
das, sjaal |
sjerp:
šeͅrəp (Q209p Teuven)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|