e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Teuven

Overzicht

Gevonden: 1237
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klamvaars vol rind: vǭl rēnt (Teuven) Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b] I-11
kledij, kleren kleren: kléjər (Teuven), t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]: kleͅjər (Teuven) kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)] III-1-3
klei, leem klei: klɛ̜̃.i̯ (Teuven) Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.] I-8
kleingeld kleingeld: ps. omgespeld volgens Frings.  klēͅgēͅlt (Teuven), pasgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  pāsxēͅlt (Teuven) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
klep (van pet) klep: kleͅp (Teuven) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
kloeken kloeken: klukǝ (Teuven) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klomp klomp: klōmp (Teuven), klōmp (Teuven) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3
klompschoen trip: WNT: trip (I), 1) Houten zool met een riempje over de wreef 2) Lage klomp [...] 6) (Barg.) Schoen.  trepə (Teuven) klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
klonteren klonteren: klōntərə (Teuven) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
kneuzen blutsen: blutsje (Teuven) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3