e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Teuven

Overzicht

Gevonden: 1237
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koeienmaag maag: māx (Teuven) Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11] I-11
koeienstand bed: bęt (Teuven) Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.] I-6
koekenbreker koekenbreker: kōkǝbrē̜i̯ǝkǝr (Teuven), koekenmachine: kōkǝmašiŋ (Teuven) Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7] I-11
koekenpan braadpan: brōͅpan (Teuven), koekenpan: kōkəpan (Teuven), vleespan: vlišpan (Teuven) pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koestal koestal: kǫstǝl (Teuven), kǫštǝl (Teuven) De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s] I-6
koffiepot cafès-pot: kafeͅspoͅt (Teuven) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koffiezeef, koffiefilter cafè-ziftje: kafeͅzeͅfkə (Teuven) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kol hart: hat (Teuven), kol: kǫl (Teuven) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
konijnenjong jong konijn: joŋ kniŋ (Teuven), konijntje: kninšərə (Teuven) konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)] III-2-1
koof kuif: Geen hoofddeksel, maar omhooggestoken haar.  [ku.f} (Teuven) koof, kovel, keuvel, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3