id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34102 | koeienmaag | maag: māx (Teuven) | Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11] I-11 |
33371 | koeienstand | bed: bęt (Teuven) | Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.] I-6 |
34284 | koekenbreker | koekenbreker: kōkǝbrē̜i̯ǝkǝr (Teuven), koekenmachine: kōkǝmašiŋ (Teuven) | Werktuig waarmee men lijnkoeken en dergelijke tot brokjes maalt. [N 18, 135; N J, 7] I-11 |
19407 | koekenpan | braadpan: brōͅpan (Teuven), koekenpan: kōkəpan (Teuven), vleespan: vlišpan (Teuven) | pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
33349 | koestal | koestal: kǫstǝl (Teuven), kǫštǝl (Teuven) | De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s] I-6 |
19515 | koffiepot | cafès-pot: kafeͅspoͅt (Teuven) | pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1 |
19592 | koffiezeef, koffiefilter | cafè-ziftje: kafeͅzeͅfkə (Teuven) | zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
34109 | kol | hart: hat (Teuven), kol: kǫl (Teuven) | Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11 |
20133 | konijnenjong | jong konijn: joŋ kniŋ (Teuven), konijntje: kninšərə (Teuven) | konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)] III-2-1 |
18415 | koof | kuif: Geen hoofddeksel, maar omhooggestoken haar. [ku.f} (Teuven) | koof, kovel, keuvel, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3 |