18545 |
kuitbroek |
kuitbroek:
ky(3)̄dbrōk (Q209p Teuven)
|
kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19632 |
kussensloop |
kusdek:
kø̄s˂dēk (Q209p Teuven, ...
Q209p Teuven,
Q209p Teuven)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ə kwartjə (Q209p Teuven)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ps. omgespeld volgens Frings.
ən kwitānsə (Q209p Teuven)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24925 |
laag grond |
laag:
lōx (Q209p Teuven)
|
laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
lēͅrə boͅt (Q209p Teuven),
gamasche:
ka`maš (Q209p Teuven)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19668 |
lade |
tafelschot:
toͅfəlšoͅt (Q209p Teuven)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)]
III-2-1
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
nere mansluischoen:
nēr manslyšōn (Q209p Teuven)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
klomp:
[klomp] (Q209p Teuven)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp:
klōmpə (Q209p Teuven)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|