21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
blieve plekke (L374p Thorn),
plekke (L374p Thorn)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21951 |
(eieren) leggen |
(eieren) leggen:
Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:
eier lèkge (L374p Thorn)
|
Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21402 |
(geen) waarde |
(geen) waarde:
wêrde (L374p Thorn)
|
waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
22110 |
(het) lossen |
lossen:
Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:
losse (L374p Thorn)
|
het lossen zelf? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18809 |
(iets) bevinden |
bevinden:
bevonje (L374p Thorn),
keuren:
kèùre (L374p Thorn)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
de kop boetse (L374p Thorn),
stoten:
de kop stoate (L374p Thorn),
örges tegenaan stoate (L374p Thorn)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
goed op de pollevijen:
good op de plevieje (L374p Thorn)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
mogen:
meuge (L374p Thorn)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
bókke (L374p Thorn),
zich bókke (L374p Thorn)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22455 |
21-jan |
fakkeloptocht:
fakkeloptocht (L374p Thorn)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|