25232 |
droog blijven |
droog blijven:
dreuəg blieve (L374p Thorn),
het blijft over:
het bliejfjt euver (L374p Thorn),
t blijft over]:
verplaatsen?
ein dreigendje locht (L374p Thorn)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (L374p Thorn)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
afdroogdoek:
aafdruëgdook (L374p Thorn),
afdrooghanddoek:
aafdruëghandjdook (L374p Thorn),
schotelsplag:
šøͅdəlsplak (L374p Thorn)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
29876 |
droograampje |
bredje:
brētjǝ (L374p Thorn)
|
Uit kleine latten vervaardigd droograampje voor pannen. [monogr.]
II-8
|
34228 |
droogrek |
tuitenrek:
tø̜i̯tǝrɛk (L374p Thorn)
|
Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.]
I-11
|
29715 |
droogrekken |
pannenrekken:
panǝrɛkǝ (L374p Thorn)
|
Houten of metalen gestel waarin de zetplanken met de daarop gedeponeerde ruwe dakpannen konden worden geplaatst. [monogr.]
II-8
|
20554 |
drop |
klitswater:
klitswater (L374p Thorn),
drop
klitswater (L374p Thorn)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
klitswater:
klitswater (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24768 |
druifhyacint |
blauw druifje:
idiosyncr.
blawdruufke (L374p Thorn)
|
Druifhyacint (muscari). Bloempjes dicht opeen, bijna kogelvormig. De onderste knikkend, de bovenste zacht opstaand, deze laatste meestal zonder stamper of meeldraden. De bloemen zijn blauw met een witte rand of geheel wit. In bossen en weilanden (traantje [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
eine nate zomer (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
naat (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
naat waer (L374p Thorn),
ps. niet omgespeld!
nāāt (L374p Thorn),
regenachtig (weer):
rèngelechtig waer (L374p Thorn),
rèèngelegtig (L374p Thorn),
rêngelechtig (L374p Thorn),
slecht weer:
slech waer (L374p Thorn),
vochtig (weer):
vochtig waer (L374p Thorn),
waterkoud (weer):
waterkoud waer (L374p Thorn),
wāāterkout (L374p Thorn)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|