26267 |
afremmen |
ophouden:
ǫphǭjǝ (L374p Thorn),
stilzetten:
stelzętǝ (L374p Thorn)
|
De molen afremmen door middel van de vang. [N O, 13a]
II-3
|
19872 |
afrikaantje |
afrikaantje:
idiosyncr.
afrikaantje (L374p Thorn)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21158 |
afrit |
afrit:
aafrit (L374p Thorn),
āāfrit (L374p Thorn)
|
een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afrijten:
aafriete (L374p Thorn),
afscheuren:
āāfsjeuəre (L374p Thorn)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27866 |
afschieten, ontsteken |
afdraaien:
āfdrɛjǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Eisden])
|
De met springstof geladen schietgaten tot ontploffing brengen. [N 95, 412; monogr.; N 95, 442 add.]
II-5
|
33485 |
afslaan, van noten |
slaan:
ideosyncr.
neut slaon (L374p Thorn),
WLD
neut slaon (L374p Thorn)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|
27882 |
afslag |
afslag:
āfslāx (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Hoop kool- of ertsbrokken, ontstaan door het schieten. [N 95, 451; N 95, 429; monogr.; Vwo 50]
II-5
|
29804 |
afsluitdeur |
muurtje:
mø̄̄rkǝ (L374p Thorn)
|
Stenen afsluitdeur die met slechte leem in de oveningang werd gemetseld om tijdens het bakproces de oven af te sluiten. De stenen van de ovenplaat (L 381) werden gemetseld met spij (spęj). In L 331 werd deze slechte soort leem spijs (ēpī̄s) genoemd - Donkers, pag. 45. [monogr.]
II-8
|
27941 |
afstand tussen de ondersteuningen |
afstand:
āfstanjtj (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma])
|
De afstand in meters of centimeters tussen de ondersteuningen onderling. Door middel van schoren, welke tussen de ondersteuningen worden bevestigd, wordt deze afstand gehandhaafd. In de mijn van Zolder staan de ondersteuningen volgens de invuller uit K 361 op 80 cm van elkaar. [N 95, 369; monogr.]
II-5
|
28443 |
afstandblikje |
afstandblikje:
afstandblikje (L374p Thorn)
|
Blikje dat op de lange oren van de ramen wordt geschoven. Het dient ervoor om deze ramen op een bepaalde afstand van elkaar te houden. Het gewone afstandblikje heeft een breedte van 37 mm. De afstandblikjes worden op in de broed- en honingkamer gemonteerde draaglijsten gehangen. [N 63, 10m]
II-6
|