e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

Gevonden: 6288
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afremmen ophouden: ǫphǭjǝ (Thorn), stilzetten: stelzętǝ (Thorn) De molen afremmen door middel van de vang. [N O, 13a] II-3
afrikaantje afrikaantje: idiosyncr.  afrikaantje (Thorn) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [N 92 (1982)] III-2-1
afrit afrit: aafrit (Thorn), āāfrit (Thorn) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afscheuren, afritsen afrijten: aafriete (Thorn), afscheuren: āāfsjeuəre (Thorn) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afschieten, ontsteken afdraaien: āfdrɛjǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Eisden]) De met springstof geladen schietgaten tot ontploffing brengen. [N 95, 412; monogr.; N 95, 442 add.] II-5
afslaan, van noten slaan: ideosyncr.  neut slaon (Thorn), WLD  neut slaon (Thorn) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
afslag afslag: āfslāx (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Hoop kool- of ertsbrokken, ontstaan door het schieten. [N 95, 451; N 95, 429; monogr.; Vwo 50] II-5
afsluitdeur muurtje: mø̄̄rkǝ (Thorn) Stenen afsluitdeur die met slechte leem in de oveningang werd gemetseld om tijdens het bakproces de oven af te sluiten. De stenen van de ovenplaat (L 381) werden gemetseld met spij (spęj). In L 331 werd deze slechte soort leem spijs (ēpī̄s) genoemd - Donkers, pag. 45. [monogr.] II-8
afstand tussen de ondersteuningen afstand: āfstanjtj (Thorn  [(Maurits)]   [Emma]) De afstand in meters of centimeters tussen de ondersteuningen onderling. Door middel van schoren, welke tussen de ondersteuningen worden bevestigd, wordt deze afstand gehandhaafd. In de mijn van Zolder staan de ondersteuningen volgens de invuller uit K 361 op 80 cm van elkaar. [N 95, 369; monogr.] II-5
afstandblikje afstandblikje: afstandblikje (Thorn) Blikje dat op de lange oren van de ramen wordt geschoven. Het dient ervoor om deze ramen op een bepaalde afstand van elkaar te houden. Het gewone afstandblikje heeft een breedte van 37 mm. De afstandblikjes worden op in de broed- en honingkamer gemonteerde draaglijsten gehangen. [N 63, 10m] II-6