26449 |
franse steen |
franse steen:
fransǝ stęjn (L374p Thorn)
|
Molensteen vervaardigd uit stukken kwarts uit de groeven van La Ferté-sous-Jouarre (Seine et Marne, Noord-Frankrijk). De stukken kwarts worden op een stenen ballastlaag gegroepeerd en met behulp van cement vastgezet. De Franse steen bestaat uit twee lagen. [N O, 17e; N O, 17h]
II-3
|
32821 |
frees |
frees/fraise (fr.):
frē̜s (L374p Thorn)
|
Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.]
I-2
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L374p Thorn),
wezel:
wezel (L374p Thorn)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)]
III-4-2
|
31876 |
frezen |
frezen:
frē̜zǝ (L374p Thorn)
|
Het land met de frees bewerken. [N 27, 16 add.; div.]
I-2
|
25240 |
fris weer |
koud:
kôôt waer (L374p Thorn),
kouwig:
køͅjig (L374p Thorn)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27684 |
frisdrankenhuisje |
melkboede:
m˙ęlǝkbut (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma])
|
Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15]
II-5
|
17598 |
fronsen |
fronselen:
frunsele (L374p Thorn),
fronsen:
fronse (L374p Thorn)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
weken:
weike (L374p Thorn)
|
meuk [SGV (1914)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
snaaien:
snaaj neet (L374p Thorn),
snatsen:
sjnaatse (L374p Thorn),
snaats neet (L374p Thorn)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20536 |
fruiten |
bruin bakken:
broen bakke (L374p Thorn)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|