e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
franse steen franse steen: fransǝ stęjn (Thorn) Molensteen vervaardigd uit stukken kwarts uit de groeven van La Ferté-sous-Jouarre (Seine et Marne, Noord-Frankrijk). De stukken kwarts worden op een stenen ballastlaag gegroepeerd en met behulp van cement vastgezet. De Franse steen bestaat uit twee lagen. [N O, 17e; N O, 17h] II-3
frees frees/fraise (fr.): frē̜s (Thorn) Een modern akkerwerktuig waarvan de aan-gedreven as voorzien is van een reeks messen, haken of tanden die in de grond hakken en deze fijn maken. [N 11, 72 add.; N 11A, 169b; N J, 10; div.; monogr.] I-2
fret fret: fret (Thorn), wezel: wezel (Thorn) Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)] || fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
frezen frezen: frē̜zǝ (Thorn) Het land met de frees bewerken. [N 27, 16 add.; div.] I-2
fris weer koud: kôôt waer (Thorn), kouwig: køͅjig (Thorn) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
frisdrankenhuisje melkboede: m˙ęlǝkbut (Thorn  [(Maurits)]   [Emma]) Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15] II-5
fronsen fronselen: frunsele (Thorn), fronsen: fronse (Thorn) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit bewaren weken: weike (Thorn) meuk [SGV (1914)] III-2-3
fruit eten snaaien: snaaj neet (Thorn), snatsen: sjnaatse (Thorn), snaats neet (Thorn) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten bruin bakken: broen bakke (Thorn) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3