e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebint gebint(e): gǝbentj (Thorn), gebont(e): gǝbontj (Thorn) Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.] II-9
gebit gebit: gaaf gebeet (Thorn), gebeet (Thorn) Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] || gebit [N 10a (1961)] III-1-1
geboortefeest doopfeest: duipfiest (Thorn), kindjeskermis: kindjeskirmis (Thorn, ... ) De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] || Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)] III-3-2
geboorteomhulsel van een veulen zak: zak (Thorn) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
geboren worden geboren werden: gebòare wèère (Thorn) Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)] III-2-2
gebrekkig gebrekkig: gebreêkig (Thorn) gebrekkig [SGV (1914)] III-1-2
gebrekkig spreken stamelen: staamele (Thorn), stotteren: stottere (Thorn) gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)] III-3-1
gebroken hartjes gebroken hartjes: idiosyncr.  gebroeəke hertjes (Thorn) Gebroken hartjes (dielytra (dicentra) spectabilis). Algemeen bekende sierplant uit China en Amerika. Behorend tot de familie der duivekervelachtigen. Het lijken dubbele bloemen van helmbloem (heilig hart, druipende hartjes, lieve-vrouwen-hartjes, schrob). [N 92 (1982)] III-2-1
gebruik gebruik: gebroek (Thorn, ... ) Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)] III-3-2
geburen buren: bure (Thorn), buurt: de buurt (Thorn) alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)] III-3-1