e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gelofte gelofte: gelofte (Thorn) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloftegeschenk belofte uit dankbaarheid: belofte oet dankbaarheid (Thorn) Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)] III-3-3
geloof geloof: gelouf (Thorn) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloofd zij jezus christus geloofd zij jezus christus: geloofd zij jezus christus (Thorn) De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)] III-3-3
geloven geloven: gluive (Thorn) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3
geluid maken kraken: (het dak) krāktj (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Gezegd van schuivend dakgesteente. [N 95, 889] II-5
geluid maken, gezegd van de kammen knarsen: knarsen (Thorn) Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112] II-3
geluid van naderend onweer donderen: dóndere (Thorn), rommelen: rômmele (Thorn), rommelen in de verte: t rômeljt in de verte (Thorn) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
geluidloos een wind laten ene over de sokken laten (gaan): euver de zök laote gaon (Thorn), ene stiekem laten: eine sjtiekum laote vleege (Thorn) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
geluidloze wind ene pufferd: enne pufferd (Thorn) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)] III-1-1