19273 |
gelukken |
boteren:
botterjd (L374p Thorn),
gelukken:
geləktj (L374p Thorn)
|
een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
geləksvoogel (L374p Thorn),
zwijnjak:
zwienjak (L374p Thorn)
|
iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemaekelik (L374p Thorn),
gemekkelik (L374p Thorn),
op zijn gemak:
op zie gemaak (L374p Thorn)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19226 |
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken |
gepast:
gepasjt (L374p Thorn),
in zijn kraam te pas komen:
in ziene kraom te pas kómme (L374p Thorn)
|
de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
ideosyncr.
looi (L374p Thorn)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
vastelaovesgek (L374p Thorn),
vastenavondsgek:
vastenaovesgek (L374p Thorn)
|
Een persoon met een masker voor [maskeraad, mom, vastenavondsgek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
laag:
laeg (L374p Thorn)
|
slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gemeindjebelasting (L374p Thorn),
gemeintebelasting (L374p Thorn)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21712 |
gemeenteheide |
grind:
greendj (L374p Thorn)
|
de gemeenteheide [aard] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
sekretaris (L374p Thorn),
sikretaaris (L374p Thorn)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|