27544 |
halsriempje |
halsbandje:
halsbɛntjǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
halsriem:
halsrēm (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
halsriempje:
halsrēmkǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Halsriem waar de mijnlamp aan hangt tijdens het klimmen in een schacht. [N 95, 881a; monogr.]
II-5
|
18236 |
halssnoer |
collier (fr.):
koljee (L374p Thorn),
halssnoer:
halssnoer (L374p Thorn),
ketting:
ketting (L374p Thorn)
|
aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
26234 |
halssteen |
baansteen:
bānstęjn (L374p Thorn)
|
Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4]
II-3
|
33927 |
halster |
capuchon:
kapǝsūn (L374p Thorn),
halchter:
hɛlǝxtǝr (L374p Thorn)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
eerste kwartier:
a ĭĕjeste kwarteer (L374p Thorn),
eeste kwarteer (L374p Thorn)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
laatste kwartier:
leste kwarteer (L374p Thorn),
ləste kwarteer (L374p Thorn)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25261 |
halve pint, kwart liter, maat |
schopje:
(vloeistof).
sjöpke (L374p Thorn)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23759 |
halve zondag |
halve zondag:
halve zòndig (L374p Thorn)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20820 |
ham, hesp |
schonk:
sjònk (L374p Thorn)
|
ham [SGV (1914)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
trumphamer:
trumphamer (L374p Thorn)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|