24119 |
appelvink |
appelvink:
ook keesevink (zie daar)
appelvink (L374p Thorn),
kezenvink:
omdsat ze ook veel op kersenbomen voorkomt en de kersepitten stukhakt om de inhoud eruit te halen.
keesevink (L374p Thorn)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22451 |
aprilgrap |
aprilgrap:
aprilgrap (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
De onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21848 |
arbeid |
werken:
wirke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24937 |
arduin, hardsteen |
arduin:
arduun (L374p Thorn)
|
hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
aar (L374p Thorn),
ein āār (L374p Thorn)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ǫu̯stǝ (L374p Thorn)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
18239 |
armband |
armband:
ermbandj (L374p Thorn),
ermbanjd (L374p Thorn)
|
band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21709 |
armbestuur |
armbestuur:
ermbestuur (L374p Thorn),
arme, de ~:
den erme (L374p Thorn)
|
de instelling die zich tot doel stelt arme mensen te ondersteunen [arme, armekom-mer, grootvaal, armbestuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23355 |
armenbanken |
vrijbanken:
vriej bank (L374p Thorn),
vrije plaatsen:
vrieplaatse (L374p Thorn)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
(h)ęrvǝl (L374p Thorn),
ennen ervel huij (L374p Thorn),
ennen hervel huij (L374p Thorn),
hèrvel (L374p Thorn),
handvol:
ennen hampel huij (L374p Thorn),
hampǝl (L374p Thorn)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|