e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppig zijn bokken: bokke (Thorn) koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] III-1-4
kopspie spieën/spijen: spijǝ (Thorn) De wiggen waarmee de roeden aan de voorzijde in de askop worden vastgezet. [N O, 3c; A 42A, 77] II-3
koptouw kopzeel: (mv)  kǫpzɛi̯lǝ (Thorn), zeel: (mv)  zɛi̯lǝ (Thorn) Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a] I-11
kopvoorn maan: WLD  moan (Thorn), mulder: ideosyncr.  mulder (Thorn) Hoe noemt u de kopvoorn: komt vooral voor in stromend water. Hij heeft een grote bek, is slank gebouwd met een afgeronde aarsvin. Hij wordt tot 60cm lang (meem, molenaar, mulder, vingel) [N 83 (1981)] III-4-2
korenbloem blauwbloem: blau̯blōm (Thorn), -  blauwbloom (Thorn) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
korenmijt zetten zetten: zętǝ (Thorn) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korf korf: kø̜rǝf (Thorn) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korhoen korhoen: korhoon (Thorn) korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)] III-4-1
kornoelje (alg.) konkernoelje: kònkernoelie (Thorn), WLD  kőőnkernōēlie (Thorn) De kornoelje. Gele kornoelje me gele bloemen en karmijnrode vruchten, 3-7 m hoog; de geelbruine schors schilfert in kleine schubben af. [N 82 (1981)] || kornoelje [SGV (1914)] III-4-3
korrel, maat van 0,1 gram korrel: korrel (Thorn, ... ) de maat die een gewicht aangeeft van 0,1 gram [korrel] [N 91 (1982)] III-4-4