e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kort geknipt haar biebop: biebop (Thorn), stoppeltjes: stöppelkes (Thorn) overal kort geknipt hoofdhaar [tieters] [N 86 (1981)] III-1-1
kortademig dempig: dempig (Thorn, ... ), kort: kort (Thorn), kort van oam (Thorn), kortborstig: kortbörstig (Thorn) dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2
korte dikke wortel grove wortel: ideosyncr.  groofwortels (Thorn) Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)] III-4-3
korte overjas jekker: jekker (Thorn), stoep: is meer een scheldwoord  stoep (Thorn) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
korte spruit korte spruitbalk: kǫrtǝ sprut˱balǝk (Thorn) De kortste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52c; N O, 51b; A 42A, 107 add.; A 42A, 5; monogr.] II-3
korteafstandsvlucht korte vlucht: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  korte vlucht (Thorn) korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
korter maken afsnijden: aafsnieje (Thorn), wèèg aafsnieje (Thorn) een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)] III-3-1
kortwieken kortvleugelen: kortvlȳ.gǝlǝ (Thorn), kortvlø̄gǝlǝ (Thorn) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostbaar kostbaar: kostbaar (Thorn, ... ) veel geld waard (zijn) [durabel, kostelijk, kostbaar] [N 89 (1982)] III-3-1
koster koster: köstər (Thorn), køͅstər (Thorn, ... ) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3