e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruisbes kroenzel: mv: -l6  kroo:ns6l*l6 (Thorn) [DC 13 (1945)] I-7
kruisbladige wolfsmelk rattekruid: idiosyncr.  rattekroed (Thorn) Kruidsbladwolfsmelk (euphorbia lathyrus). Forse plant van 1 m hoogte, met grote, vaak 6-8 cm lange en omstreeks 2 cm brede, grijsachtige groene bladeren (rattekruid, aberzop, klein spargie). [N 92 (1982)] III-4-3
kruisdagen kruisdagen: kruusdaag (Thorn), kruutsdaag (Thorn) De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)] III-3-3
kruisheer kruisheer: kruushiërx (Thorn) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruisjassen (kaartspel) kruisen: kruutse (Thorn), kruisjassen: kruusjasse (Thorn) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kruisje van de rozenkrans rozenkranskruis: roeezekranskruuts (Thorn) Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
kruiskruid sint-jansbloem: idiosyncr.  St. Jansbloom (Thorn), soldatenkruid: idiosyncr.  soldaotekroed (Thorn) Kruiskruid (senecio 5 tot 50 cm groot. De bladeren zijn bochtig veerspletig, kaal of licht spinnewebachtig behaard; de bloemen staan in kleine, langwerpige hoofdjes, straalbloemen ontbreken, de schijfbloemen ontbreken; omwindselblaadjes met zwarte top ( [N 92 (1982)] III-4-3
kruisprocessie kruisprocessie (<lat.): kruuspresessiej (Thorn), kruutsprocessie (Thorn), kry.spersesi (Thorn) De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)] || kruisen [RND] III-3-3
kruisspin spin: in t algemeen  spinne (Thorn) kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)] III-4-2
kruisteken kruisteken: kruutsteike (Thorn), kruutsteiken (Thorn) Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)] III-3-3