e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kussensloop kustijk: køͅstēk (Thorn) kussensloop [SGV (1914)] III-2-1
kwaad weglopen kwaad weglopen: kwaod wegloupe (Thorn, ... ) kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadaardig roepen kweken: kwēkǝ (Thorn) [N 8, 47 en 67] I-9
kwaadaardig schaap kwaad schaap: kwǭt šǭp (Thorn) [N 77, 20] I-12
kwaadspreekster feeks: feeks (Thorn), roddelaarster: roddelièrster (Thorn) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreker lasteraar: lasteraer (Thorn), roddelaar: roddelièr (Thorn) iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaal kwaal: kwaol (Thorn, ... ) kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
kwabaal en puitaal aalskuit: ?  holskoet (Thorn) puitaal (kwabaal) [SGV (1914)] III-4-2
kwajongensstreek bak: Van Dale: II. bak, 4. (gemeenz.) grap, mop, poets.  bak (Thorn) min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)] III-3-1
kwaken kwaken: kwākǝ (Thorn), ideosyncr.  kwake (Thorn), WLD  kwaake (Thorn) Het geluid dat de koninginnen maken net vóór ze uit de cel komen. Waarschijnlijk luistert de jonge, nog niet uitgelopen moer, of zij antwoord van een mogelijke mededingster krijgt op dit gekwaak. Als dit niet het geval is, kan ze de moercel verlaten. [N 63, 32a; N 63, 33a; Ge 37, 43] || Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] II-6, III-4-2