e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mosterd mosterd: mostert (Thorn) mosterd [SGV (1914)] III-2-3
mot mot: mot (Thorn) mot [SGV (1914)] III-4-2
motor moter: mo.tər (Thorn) motor [RND] III-3-1
motorgoot aandrijfgoot: āndrīfgø̄ǝt (Thorn  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84] II-5
motorraam motorraam: motǝrrām (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616] II-5
motregen, fijne regen beetje regen: ei bitje rèngel (Thorn), motregen: motraengel (Thorn) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: motraigənə, het motraigəŋt (Thorn), neetselen: neetsele (Thorn, ... ), sprinkelen: sprinkele (Thorn, ... ), zemelen: zeemele (Thorn) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mout mout: mǭt (Thorn) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw met kanten plooisel mouw met pliss (fr.): moew met plissee of rusj (Thorn) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
muik mouting: motting (Thorn, ... ) Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)] || mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] III-2-3