33829 |
onelegant paard |
lubbes:
lø̜bǝs (L374p Thorn)
|
Lomp paard. [N 8, 20 en 62n]
I-9
|
25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
omp:
omp (L374p Thorn),
òmp (L374p Thorn),
oneven:
ónèève (L374p Thorn)
|
niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] || oneven [DC 31 (1959)]
III-4-4
|
18975 |
onfatsoenlijk |
onfatsoenlijk:
unfatsoenlik (L374p Thorn),
ónfatsoenlik (L374p Thorn)
|
in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
insecten:
insecten (L374p Thorn),
ongedierte:
ongedeerte (L374p Thorn),
ongesiefer:
òngesiefer (L374p Thorn),
venijnig:
men spreekt wel eens van een "venienig mins": giftig (kwaad)
venienig (L374p Thorn)
|
gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] || venijn(t), in de betekenis van klein gedierte; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18901 |
ongehoorzame jongen |
bengel:
bengel (L374p Thorn)
|
een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20382 |
ongehuwd samenleven |
bijeen hokken:
biejeinhokke (L374p Thorn),
bijeen liggen:
biejein likge (L374p Thorn),
hokken:
hokke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23246 |
ongelovige |
ongelovige:
òngelouvige (L374p Thorn)
|
Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18130 |
ongeluk |
ongeluk:
ongeluk (L374p Thorn),
ongelək (L374p Thorn)
|
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18821 |
ongelukkige |
pechvogel:
pegvoogel (L374p Thorn),
stakker:
stakker (L374p Thorn)
|
iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25057 |
ongeordende hoeveelheid, chaos |
alles:
alles (L374p Thorn),
boel:
boel (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
dooreen:
einen doorein (L374p Thorn),
rommel:
rómmel (L374p Thorn),
warboel:
warboel (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
boel [SGV (1914)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|