e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontvangen beuren: beure (Thorn), bewaren: ps. boven de a moet nog een ? staan; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  beware (Thorn) in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)] III-3-1
ontzegelen ontzegelen: ontzēgǝlǝ (Thorn) Het verwijderen van de wasdeksels die de honingcellen bedekken. Voordat de raten in de slinger gaan, moeten ze ontzegeld worden. Men heeft hiervoor een ontzegelmes of een ontzegelvork, soms werkt men, enigszins primitief, met een gewone eetvork. De techniek van het ontzegelen is uiterst eenvoudig. Het raam wordt bij de oren vastgehouden. Het steunt met een punt op een over de ontzegelbak gelegd plankje. Het mes wordt dan langs de latten gehaald waardoor de wasdeksels in een bak vallen. [N 63, 124a; Ge 37, 169; monogr.] II-6
ontzegelmes mes: mɛts (Thorn) Bepaald soort mes waarmee men de wasdeksels of zegels van de raten haalt, voordat men gaat slingeren. Een door electriciteit of stoom voortdurend op temperatuur gehouden ontzegelmes voldoet het beste. [N 63, 124b; N 63, 124d; Ge 37, 170; monogr.] II-6
ontzien ontzien: ontzeen (Thorn, ... ) iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] III-1-4
onvast ter been (zijn) dazelachtig: dazelechtig (Thorn), dazelen (ww.): dazele (Thorn) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onverantwoord kolen delven ruppen/roppen: rǭpǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Steenkool wegnemen op een plaats waar dit niet mag, of op onoordeelkundige wijze. Vooral het onverantwoordelijke aspect van het "ruppen/roppen" wordt door een aantal zegslieden benadrukt. Zo schrijft een respondent uit Q 113 dat men op de vier Oranje-Nassaumijnen met deze term bedoelde het weghalen van de kool achter de stijlen zonder ondersteuningen te plaatsen, terwijl een invuller uit Q 121 daar nog aan toevoegt dat dit op de Domaniale mijn gebeurde wanneer er te weinig wagens geproduceerd waren. [N 95A, 2; monogr.; N 95, 510] II-5
onvruchtbaar vrouwelijk varken kwee: kwē (Thorn) Door organische afwijkingen onvruchtbaar vrouwelijk varken. [N 76, 10; JG 1c, 2c] I-12
onvruchtbare geit steenbok: stē̜i̯nbok (Thorn) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onvruchtbare koe kwee: kwē (Thorn) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onwaardig onwaardig: ònwaerdig (Thorn) Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)] III-3-3