19729 |
bezemsteel |
steel:
stēl (L374p Thorn)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19302 |
bezig |
bezig:
bezig (L374p Thorn)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19303 |
bezig zijn |
bezig zijn:
bezig zeen (L374p Thorn)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21509 |
bezoeken |
bezoeken:
bezeuke (L374p Thorn),
op bezoek gaan:
op ziekebezeuk gaon (L374p Thorn)
|
een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27664 |
bezoekersbad |
bad:
bad (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Eisden]),
bezoekersbad:
bǝzø̄kǝrsbat (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Volgens de informant van Q 15 was het bezoekersbad geen aparte badruimte maar was het een gedeelte van het directie- en hoofdopzichtersbad. Directie en hoofdopzichter hadden een meer private badruimte dan de mijnwerker. Bezoekers werden naar gelang hun status ondergebracht in het meesteropzichters-, opzichters-, meesterhouwers- of ingenieursbad, aldus de informant van Q 113. Dames gingen altijd na het bezoek in het bad van de bedrijfsleiding. [N 95, 70; monogr.]
II-5
|
18827 |
bezorgd |
zorgen hebben:
zeurg höbbe (L374p Thorn),
zərg həbbə (L374p Thorn)
|
ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19298 |
bezwaarlijk |
kwalijk:
kwaolik (L374p Thorn)
|
zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18009 |
bezwijming |
flauwte:
flauwte (L374p Thorn)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17996 |
bibberen |
bibberen:
bubbere (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
rijderen:
riejere (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || bibberen, bibberen [SGV (1914)]
III-1-2
|