22310 |
proppenschieter |
knaptoet:
knaptoewt (L374p Thorn)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20456 |
prostituée |
hoer:
haor (L374p Thorn),
hoor (L374p Thorn)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
sjaap (L374p Thorn)
|
schaprade [SGV (1914)]
III-2-1
|
18403 |
pruik |
pruik:
pruuk (L374p Thorn),
prūūk (L374p Thorn)
|
kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [kalot, pruik] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18985 |
pruilmond |
pruilmond:
pruulmonjd (L374p Thorn)
|
een mond die men trekt als men pruilt [zie vr.199] [pruilmond, troesmond] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20568 |
pruimen |
pruimen:
proeme (L374p Thorn),
sjieken:
sjieke (L374p Thorn)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28207 |
pruimtabak |
pruimtabak:
prūmtabak (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
sjiek:
šik (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma])
|
Tabak die geschikt is om gepruimd te worden. De mijnwerker gebruikte pruimtabak ondergronds ter vervanging van de sigaret. Volgens Dieteren 1984 (pag. 60) stopten de mijnwerkers in het begin van de Limburgse mijnbouw pruimtabak achter hun kiezen als bescherming tegen het gevaarlijke stof. [N 95, 965]
II-5
|
18926 |
prutsen |
broddelen:
broddele (L374p Thorn),
half werk verrichten:
half werk verrichte (L374p Thorn),
prutsen:
prutse (L374p Thorn)
|
ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18908 |
prutser |
onhandig:
unhenjig (L374p Thorn),
onhandige, een -:
onhenjige (L374p Thorn)
|
iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
klotewerk:
klote wear (L374p Thorn),
prutswerk:
prutswerk (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
slecht werk:
slecht werk (L374p Thorn)
|
slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|