25038 |
purper, paarsrood |
purper:
purper (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33635 |
putemmer |
emmer:
ømər (L374p Thorn)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
puthaak:
pøͅthōͅk (L374p Thorn)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
24227 |
putter |
putter:
pötter (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23766 |
quatertemperdag |
quatertemperdag:
kwattertemperdaag (L374p Thorn),
quatertemperdaag (L374p Thorn)
|
De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e raodsel (L374p Thorn),
(soeur).
e rèùdselke (L374p Thorn)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
venstǝr (L374p Thorn
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (L374p Thorn),
vreemd:
vrêmtj (L374p Thorn)
|
raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (L374p Thorn),
lullen:
lulle (L374p Thorn),
zeveren:
zeivere (L374p Thorn)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|