e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
relikwiekastje reliekschrijn: relieksjrien (Thorn) Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)] III-3-3
remschijftransporteur stuwtoer: stywtūr (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]) Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.] II-5
rentenieren rentenieren: renteneere (Thorn), rentenere (Thorn) leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)] III-3-1
repareren maken: māāke (Thorn), opknappen: opknappe (Thorn), oplappen: oplappe (Thorn) repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)] III-4-4
reseda theebloemetje: idiosyncr.  thiəbleumpke (Thorn), theebloempje: idiosyncr.  thiəbleumpke (Thorn) [N 92 (1982)]Reseda (reseda odorato). Een 20 tot 60 cm grote plant. De stengels groeien rechtop en zijn sterk vertakt; de bladeren zijn dubbel veerspletig; de bloemen groeien in trossen, met 6 gespleten kroonbladeren, lichtgeel van kleur en reukloos. De vruchten zijn [N 92 (1982)] I-7, III-4-3
rest in het glas klatsje: kletske (Thorn, ... ) restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)] III-2-3
restant vissen fuik: fōēk (Thorn), net: mooi  net (Thorn), van touw of garen  nèt (Thorn), snoek: snook (Thorn), snoek (mv.): sneuk (Thorn) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] III-4-2
restant vogels pestvogel: pèsvoogel (Thorn), vliegen: vlēge (Thorn) pestvogel || vliegen [SGV (1914)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Thorn, ... ), des (Thorn), tam: taam (Thorn), wild: wiltj (Thorn) das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || tam [DC 19 (1951)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
retraitant retraitant: retraetant (Thorn) Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)] III-3-3