27356 |
schroefdraad |
schroefdraad:
šrufdrǭt (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
[N 95, 749]
II-5
|
19411 |
schroeien |
schrillen:
šrølə (L374p Thorn),
schroeien:
šrøi̯ə (L374p Thorn)
|
schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
28162 |
schroevedraaier |
schroeve(n)draaier:
šruvǝdrɛjǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
[N 95, 748]
II-5
|
20489 |
schrokken |
schransen:
schransj neet zoo (L374p Thorn),
schrokken:
sjròkke (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24374 |
schub |
schub:
ideosyncr.
sjube (L374p Thorn),
WLD
shub (L374p Thorn)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18844 |
schuchter |
bedeesd:
bedeestj (L374p Thorn),
beschaamd:
besjaamjd (L374p Thorn)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33586 |
schudden van vruchten |
schudden:
ideosyncr.
sjudde (L374p Thorn)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
28342 |
schudgoot |
rutsche:
rutš (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits]),
schudgoot:
sxøtgōt (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Toestel bestaande uit een aantal metalen, gootvormige platen, een motor en andere onderdelen. Dankzij de schuddende beweging van het apparaat kunnen in een licht dalende mijngang kolen en stenen verplaatst worden. [N 95, 612; N 95, 614; monogr.; Vwo 77; Vwo 83; Vwo 693]
II-5
|
28356 |
schudgootbaas |
schüttelbaas:
šotǝlbās (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Domaniale]),
šøtǝlbās (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De man die verantwoordelijk is voor de bediening en het onderhoud van de schudgoot. "De schudgootmeester moet voornamelijk waken op de aansluiting van de verschillende gootelementen van een installatie die behoorlijk aaneengeschroefd moeten zijn. Daarvoor gebruikt hij een schroefsleutel waaraan hij zijn naam van "bakkensleutel" of "bakkenbouter" te danken heeft" (Defoin pag. 193). De schudgootbaas had in de Nederlandse mijnen dezelfde functie als de voorman. Het woordtype "posthouwer" (Q 35, Q 112a) duidt daar dan ook op. Zie ook de lemmata Voorman, Ploegbaas en Toewijzen. [N 95, 158; monogr.; Vwo 78; Vwo 79; Vwo 82; Vwo 237]
II-5
|
28346 |
schudgootmotor |
rutschemotor:
rutšmōtǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma, Maurits]),
schudgootmotor:
sxøtgōtmōtǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
De vaak door perslucht aangedreven motor die de schudgoten in beweging brengt. Volgens de invuller uit Q 202 was de "rutschenmotor" voor de opwaartse beweging van de schudgoot verantwoordelijk en de "tegencilinder" voor de neerwaartse. De "Flottmannmotor" of "hubmotor" werd volgens de respondent uit Q 113 evenwijdig ten opzichte van de schudgoot geplaatst, de "Eickhoffmotor" daarentegen haaks op de goot. [N 95, 613; monogr.; N 95, 618; N 95, 619]
II-5
|