20630 |
spek |
spek:
spek (L374p Thorn)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
20702 |
spekpannenkoek |
boekweitskoek met spek:
bookeskook mèt spek (L374p Thorn)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18390 |
speld |
spang:
spaŋ (L374p Thorn)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
spangen:
spaŋǝ (L374p Thorn)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
spangenkussen:
spaŋǝkøsǝ (L374p Thorn)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speūlə (L374p Thorn)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partij:
partie (L374p Thorn),
partijtje:
pertieke (L374p Thorn)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
hem dat afleren:
leer hem det aaf (L374p Thorn),
spenen:
spēnǝ (L374p Thorn)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
I-9, III-2-2
|
17719 |
sperma |
sperma:
sperma (L374p Thorn),
zaad:
zaod (L374p Thorn)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
ook stootkop, zie daar
sperver (L374p Thorn),
stootkop:
stoatkop (L374p Thorn),
wrsch alleen de havik, zie de andere opgave voor de sperwer
stoatkop (L374p Thorn)
|
sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|