28056 |
blazer |
blazer:
blǭzǝr (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een uitstroming van gas uit een nauwe spleet van de koollaag of het nevengesteente. Volgens de invuller uit Q 121c kwam het verschijnsel met name voor in gasrijke mijnen zoals de Maurits, de Emma of de Hendrik. In het Kempens Bekken kent men volgens de zegsman uit L 417 geen blazers. Wel komen er ooit plotselinge uitbarstingen voor. [N 95A, 16; monogr.]
II-5
|
17986 |
bleek |
bleek:
blijk (L374p Thorn),
de bleik noemt men ook het grasveld waar de was opgekleedt wordt.
hae suter bleik oewt (L374p Thorn)
|
bleek [SGV (1914)] || bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)]
III-1-2
|
17988 |
bleek zien |
pips:
pips (L374p Thorn),
schraal:
sjraal (L374p Thorn)
|
bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)]
III-1-2
|
17987 |
bleek, flets zien |
bleek uitzien:
de bleik noemt men ook het grasveld waar de was opgekleedt wordt.
hae suter bleik oewt (L374p Thorn),
sneeuws uitzien:
snieefs oewt zeen (L374p Thorn)
|
bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)]
III-1-2
|
29824 |
bleke steen |
bleke tegelsteen:
blęjkǝ tēxǝlstęjn (L374p Thorn)
|
Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.]
II-8
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken:
plekke (L374p Thorn),
pleisteren:
pleistere (L374p Thorn)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
(staon) blieve (L374p Thorn),
blieve (L374p Thorn),
blievə (L374p Thorn),
wachten:
wachte (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
blijven [DC 37 (1964)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27659 |
blijvend invalide |
afgekeurd:
āfgǝkø̄ǝrtj (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
blijvend invalide:
blīvǝntj envalit (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
[N 95, 968]
II-5
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksəm (L374p Thorn),
bliksemstraal:
en bliksemstraol (L374p Thorn),
weerlicht:
waerleechtj (L374p Thorn)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
blikseme (L374p Thorn),
het bliksemtj (L374p Thorn, ...
L374p Thorn),
weerlichten:
het wêêrleechtj (L374p Thorn)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|