e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
turfmolm molm: mölm (Thorn), mø̜lm (Thorn) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
tussengalerij tussengalerij: tøsǝgalǝri (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Galerij die in de strijrichting van de koollaag wordt gedreven tussen twee verdiepingen in. [N 95, 375; monogr.] II-5
tussenpersoon maquignon (fr.): makkeljon (Thorn) een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)] III-3-1
tuten tuten: tȳtǝ (Thorn) Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42] II-6
tweede ei tweede ei: Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  twiədje ei (Thorn) Hoe heet verder: het tweede ei? [N 93 (1983)] III-3-2
tweede grasoogst nagras: nǭgrās (Thorn) Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b] I-3
tweede luiden voor de mis trumpen: trumpe (Thorn) Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] III-3-3
tweeling tweeling: twiǝleŋ (Thorn) De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4] I-12
twijg, jonge tak twijg: ideosyncr.  twieg (Thorn), vits: WLD  wits (Thorn) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] III-4-3
twijnen tweren: twērǝ (Thorn) Twee of meer enkel gesponnen draden tot één garen ineendraaien. Dit deed men om het uitrafelen te voorkomen en sterk garen te krijgen. [N 34, D add.; N 48, 77b; Gi 1.IV, 39] II-7