e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitzetten uitzetten: ūtzętǝ (Thorn  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]) Gezegd van het dak, wanneer het doorbuigt door de druk van bovenaf. [N 95, 491; monogr.] || In het ondergrondse gedeelte van de mijn de plaats aangeven waar een nieuwe verdieping, steengang, galerij, enz. moet worden aangelegd. [N 95,382; N 95,174; monogr.] II-5
urine pis: pis (Thorn, ... ), plas: plas (Thorn, ... ), urine: urine (Thorn), water: water (Thorn), zeik: zeik (Thorn), zęi̯k (Thorn) urine [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse (Thorn, ... ), pissen (Thorn, ... ), plassen: plassen (Thorn), water maken: het water make (Thorn, ... ), wateren: wateren (Thorn), zeiken: zeike (Thorn), zeiken (Thorn), zęi̯kǝ (Thorn) urineren [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
ursuline ursuline: urseline (Thorn) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaandel drapeau (fr.): drapeau (Thorn, ... ), vaandel: vaandel (Thorn, ... ) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaandeldrager vaandelzwaaier: vaandelzwejer (Thorn) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaars rind: renjtj (Thorn), vaars: vɛs (Thorn), (mv)  vē̜zǝ (Thorn) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelplag: šotəlplak (Thorn) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vaatje, maat van 250 liter vaatje: vaetje (Thorn) de maat die een inhoud aangeeft van 250 liter [kwartje, meuken, okshoofd, vaatje] [N 91 (1982)] III-4-4
vacu√úmketel vacuümketel: vacuümketel (Thorn) Een moderne, dubbelwandige liggende ketel voor stroopbereiding. [N 57, 10a; N 57, 10b] II-2