25255 |
vat, maat van 30 liter |
vat:
vaat (L374p Thorn),
(bier).
vāāt (L374p Thorn)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21284 |
vechten |
vechten:
faextə (L374p Thorn),
vechte (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beesten:
bīęstǝ (L374p Thorn),
dieren:
dērǝ (L374p Thorn),
vee:
vẽ (L374p Thorn)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
aantrekken:
āntrękǝ (L374p Thorn),
fokken:
fǫkǝ (L374p Thorn)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
lepsen:
löpse (L374p Thorn),
ləpse (L374p Thorn),
zuipen:
zoepe (L374p Thorn),
zūpə (L374p Thorn)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)]
III-2-3
|
21877 |
veel moeten betalen |
brokken:
brokke (L374p Thorn),
dokken:
dokke (L374p Thorn)
|
veel kosten hebben, veel moeten betalen [brokken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderboks:
flodderboks (L374p Thorn)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20497 |
veelvraat |
vreetzak:
vrèètzak (L374p Thorn),
vreetzuchtig iemes:
vrètzuchtig eemes (L374p Thorn)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
broek:
brōk (L374p Thorn)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
24944 |
veenlaag |
broek:
brook (L374p Thorn)
|
laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|