25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
voot (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22627 |
voetballen |
voetballen:
voetballe (L374p Thorn)
|
Lievelingsspel 5. [SND (2006)]
III-3-2
|
19812 |
voetenbankje |
voetbankje:
vootbenkske (L374p Thorn),
voetenbankje:
vootebenkske (L374p Thorn)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vootgenger (L374p Thorn),
vootgènger (L374p Thorn)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33732 |
voetgangershek |
haspel:
haspǝl (L374p Thorn)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
vootgebede (L374p Thorn)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18089 |
voetjicht |
voetjicht:
vootjicht (L374p Thorn)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17778 |
voetzool |
zool:
zaol (L374p Thorn)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
voogel (L374p Thorn)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (L374p Thorn),
vogel (mv.):
veugel (L374p Thorn)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|