28282 |
wagens aftrekken |
[wagens] aftrekken:
āftrękǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Wagens van de liftkooi aftrekken. De opgave "afboksen" uit Q 117 duidt erop dat op de mijnen Oranje-Nassau II, Emma en Hendrik met een "bokser" werd gewerkt (zie het lemma Wagenduwer). [N 95, 680; monogr.]
II-5
|
28279 |
wagens kippen |
kiepen:
kipǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Volle mijnwagens met behulp van een kipper omkantelen. Bij de meeste in dit lemma opgenomen opgaven behoort wagens of berlijns als object. [N 95, 693; monogr.; Vwo 417; Vwo 420; Vwo 865]
II-5
|
17943 |
waggelen |
dantelen:
datele (L374p Thorn),
dazelen:
dazele (L374p Thorn),
schokken:
sjókke (L374p Thorn),
slingeren:
slingere (L374p Thorn),
waggelen:
waggele (L374p Thorn),
(uitspreken als zachte k (garçon).
waggele (L374p Thorn)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)]
III-1-2
|
21162 |
wagon |
wagon (<eng.):
waagon (L374p Thorn),
wagôn (L374p Thorn)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25214 |
wak in het ijs |
gat:
gaat (L374p Thorn)
|
wak (in het ijs) [SGV (1914)]
III-4-4
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakker (L374p Thorn, ...
L374p Thorn)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29847 |
wal |
kant:
kanjt (L374p Thorn)
|
Wand van de kleiput, overgaand in de heuvelrand rond de groeve. [monogr.]
II-8
|
22685 |
waldhoorn |
toethoorn:
toethore (L374p Thorn)
|
Een muziekinstrument van opgerolde schors [toethoren, schalmei, waldhoren, fop, neppen, schermenei]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
29865 |
walk |
koek:
kōk (L374p Thorn
[(idem)]
)
|
Kleikoek van circa 3 cm breedte die met behulp van de afstrijkboog van de rechthoekige blokken klei werd gesneden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛafstrijkboogɛ.' [monogr.]
II-8
|
19477 |
walm |
kwalm:
kwalm (L374p Thorn)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)]
III-2-1
|