e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte narcis paasbloem: idiosyncr.  paosbloom (Thorn), WLD  paosbloom (Thorn) Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)] III-4-3
witte vlekken duivelshaar: dȳvǝlshǭr (Thorn) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
wittebrood tarwebrood: tervebroôt (Thorn), wittebrood: wittebroôt (Thorn) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede colrig (<fr.): kollaerig (Thorn), gift: gif (Thorn) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woekeren woekeren: woekere (Thorn) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen schurgen: sjərge (Thorn), woelen: weule (Thorn) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdag voor pasen goensdag voor pasen: goonsdig vüer paose (Thorn), quatertempergoensdag: kwatertempergoonsdig (Thorn) De woensdag in de week vóór Pasen [schorsel-/schortelwoensdag]. [N 96C (1989)] III-3-3
woensdagx goensdag: goonsdig (Thorn, ... ) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen flodderen: floddere (Thorn), woest lopen: weust (Thorn) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
woest, wild rijden crossen (<eng.): krosse (Thorn), rossen: Van Dale: II. rossen, hard, woest rijden.  rosse (Thorn) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1