e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Thorn

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoden afsteken houwen: hǫwǝ (Thorn) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zoeken zoeken: zeuke (Thorn) zoeken [SGV (1914)] III-1-2
zoethout zoethout: zeuthout (Thorn) zoethout [SGV (1914)] III-2-3
zogen, voeden (overg.) de borst geven: de borst gèève (Thorn, ... ), de mem geven: de mem geve (Thorn), gaef hem de mem (Thorn) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)] III-2-2
zolder zolder: zøͅldər (Thorn) zolder [SGV (1914)] III-2-1
zomen latten: latǝ (Thorn), zomen: zø̜jmǝ (Thorn) De drie of vier lange, dunne latten in het hekken die evenwijdig aan de roeden lopen. Zie ook afb. 38. [N O, 2b; A 42A, 64] || Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-3, II-7
zomerdracht zomerdracht: zōmǝrdraxt (Thorn) De periode van de zomer waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50b is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in de zomer honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. In de zomer vliegen de bijen op de dan bloeiende vruchtbomen, heesters, zomerbloemen, lindebomen, de vuilboom, klaversoorten, acacia, boekweit, bramen, kastanjebomen, korenbloemen, herik, liguster, weidebloemen, zonnebloemen, asperges, reseda en serradelle. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50b] II-6
zomerhoning zomerhoning: zōmǝrhōneŋ (Thorn) Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.] II-6
zomerkleren zomerkleren: zomerkleijer (Thorn) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zomerverblijf schaapshut: šǭpshøt (Thorn) [N 78, 25; monogr.] I-12