27966 |
breken, doorbreken |
doorbreken:
dōrbrę̄kǝ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Gezegd van ondersteuningen en met name de kap ervan. Ondersteuningen kunnen breken als gevolg van de druk in het gesteente. [N 95, 355; monogr.]
II-5
|
24475 |
brem |
brem:
brüm (L374p Thorn)
|
brem [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
24563 |
bremraap |
bremtol:
idiosyncr.
bremtol (L374p Thorn)
|
Bremraap (orobanche rapum-genistae). De meeldraden beginnen helemaal onderaan op de binnenzijde der kroonbuis. Ze zijn aan hun voet onbehaard. De bloemen zijn 2 tot 2, 5 cm lang, licht roodbruin of vleeskleurig. Woekert bijna uitsluitend op de brem. De fo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
bringe (L374p Thorn)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretelle (L374p Thorn),
help:
helpe (L374p Thorn)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
bruûk (L374p Thorn)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
29900 |
breukeling |
breukeling:
brø̄̄ǝkǝleŋ (L374p Thorn)
|
Mislukte pan, pan van tweede soort. [monogr.]
II-8
|
33752 |
breukhengst |
slecht gesneden:
slecht gesneden (L374p Thorn)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|
28076 |
breuklijn |
breeklijn:
bręklīn (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|
28075 |
breukpand |
vulling:
vøleŋ (L374p Thorn
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Het pand waar de ondersteuning wordt geroofd met als doel het dak te laten instorten. De invuller uit Q 21 merkt over de opgaven "roofpand" en "vulling" het volgende op: voordat de nachtdienst de transportmiddelen, de lucht- en waterleidingen en de verlichting verplaatst had naar het nieuwe pand en het oude pand had geroofd, sprak men van het "roofpand", dit in tegenstelling tot het nieuwe pand dat het "koolpand" werd genoemd. Als de dagdienst begon, gebruikte men de term "roofpand" niet meer maar werd over de "vulling" gesproken. [N 95A, 14; monogr.; Vwo 198; Vwo 730]
II-5
|