21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) plekken:
blîêve plekke (L245b Tienray)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
keuren:
keure (L245b Tienray)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22095 |
<naam> |
<naam>:
naamfieest (L245b Tienray),
naamsdag (L245b Tienray),
namsdaag (L245b Tienray),
ouder
vernamsdaag (L245b Tienray),
pot:
pot (L245b Tienray)
|
De voornaamste plaats in bepaalde spelen [heek]. [N 88 (1982)] || Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31697 |
aaks |
aaks:
aks (L245b Tienray)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
33480 |
aalbes, struik |
miemerstruik:
aalbessenstruik
mie:merstroek (L245b Tienray)
|
bessenstruik
I-7
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoes (L245b Tienray)
|
de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
aalmoezenier (L245b Tienray)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
oude vochtmaat van ongeveer 1 1/2 hl.
āōm (L245b Tienray)
|
aam, oude vochtmaat
III-4-4
|
18097 |
aambeien |
aambeien:
aambeie (L245b Tienray),
bikaars:
(verouderd)
bikaors (L245b Tienray)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (speen, spenen, blikaar(d)s, aambeien, puisten, bikaards, vijgpuisten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20284 |
aan de borst zijn |
de borst krijgen:
(nu).
de borst kriege (L245b Tienray),
de mem krijgen:
(vroeger).
de mem kriege (L245b Tienray),
trekken:
(flink zuigen).
trekke (L245b Tienray),
zabbelen:
(slecht of niet zuigen).; cf. VD s.v. "zabbelen
zabbelen (L245b Tienray)
|
gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)]
III-2-2
|