e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grasmus grasteut: grastuit (oeuvre) (Tienray) Hoe heet de grasmusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
grasspriet grasspiertje: [gras]spīrkǝ (Tienray) Stengel of halm van de grasplant; een enkel smal blaadje. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N P, 4a; monogr.] I-3
grasveld, bleekveld bleek: bleͅi̯k (Tienray), later  bleik (Tienray), voor het bleken van de was; anders gazon  bleik (Tienray), groes: grōēs (Tienray), grūs (Tienray), groesje: Verklw.  grüske (Tienray) bleekveld || het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)] || klein grasveldje bij het huis, vooral gebruikt om te bleken || Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] III-2-1
graszode rus: rø̜s (Tienray) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe renet rabauw: grauwe renet; zuur en grijsgroen; met ruwe schil; winterappel;  rabouw (Tienray) appelsoort I-7
grauwe vliegenvanger spinnenvreter: spinnevrēͅter (Tienray), spinnevrèter (Tienray) Hoe heet de grauwe vliegenvanger? [DC 06 (1938)] || vliegenvanger, vogel III-4-1
graven graven: grave (Tienray), spaden: spaaie (Tienray) Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)] III-1-2
graven (mv.) graven: grave (Tienray) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3
gregoriaans gregoriaans: gregoriaans (Tienray) Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)] III-3-3
grendel schaaf: sxāf (Tienray), schuifgrendel: sxūf˲grɛndǝl (Tienray) Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.] I-6