18994 |
haastig |
gejaagd:
gejagd (L245b Tienray),
haastig:
haostig (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
haastig, ongeduldig || vol ongeduld of blijk gevend van zijn ongeduld [haastig, hacht, drij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24319 |
hagedis |
ektis:
ēktes (L245b Tienray, ...
L245b Tienray)
|
hagedis [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
25145 |
hagelsteen, hagelkorrel |
hagel:
hagel (L245b Tienray)
|
hagelkorrel, hagelsteen
III-4-4
|
29735 |
hagen |
hagen:
hāgǝ (L245b Tienray)
|
De vormelingen opstapelen op het hagebed. De stenen worden daartoe schuin en kruisgewijs op hun kant gezet, kop op kop. Op deze wijze kan de wind gemakkelijk tussen de openingen spelen en het droogproces versnellen (Schuddinck, pag. 102). De woordtypen vlaggen (P 48) en hallen (L 315, L 355) duiden waarschijnlijk het stapelen van stenen onder rietmatten of in een haaghut aan. Zie ook het lemma ɛrietmattenɛ.' [N 98, 101; N 98, 106; L 1a-m; L 26, 10; S 12; monogr.; N 98, 101 add.]
II-8
|
27379 |
hak |
hak:
hak (L245b Tienray),
hák (L245b Tienray),
koens:
kuns (L245b Tienray)
|
De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] || Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.]
I-5, II-10
|
18180 |
hak van een schoen |
hak:
hak (L245b Tienray)
|
hak van de schoen [N 07 (1961)]
III-1-3
|
18791 |
haken |
haken:
hááke (L245b Tienray)
|
Manier van handwerken waarbij met een metalen pen met een weerhaak een lussenweefsel wordt vervaardigd (haken, crocheteren, stroppen) [N 79 (1979)]
III-1-3
|
19692 |
hakmes |
heep:
hiəp (L245b Tienray)
|
hakmes
III-2-1
|
20343 |
half- of stiefbroer |
halfbroer:
halfbruuër (L245b Tienray),
halfbruuər (L245b Tienray)
|
half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] || halfbroer
III-2-2
|
20344 |
half- of stiefzuster |
halfzuster:
halfzūster (L245b Tienray)
|
half- of stiefzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|