id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23342 | halfvasten(zondag) | halfvasten: half vaste (Tienray), halfvaaste (Tienray) | De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)] || Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)] III-3-3 |
32987 | halm, stengel van de graanplant | spier: spīr (Tienray) | De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4 |
18236 | halssnoer | snoer van kralen: snôêr van kralle (Tienray) | aan een snoer geregen kralen, parels, enz. als halssieraad [toer, snoer, ketting, karkant, collier] [N 86 (1981)] III-1-3 |
33927 | halster | capuchon: kapǝson (Tienray), halfster: hɛlfstǝr (Tienray), hoofdsel: hotsǝl (Tienray) | Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-11 |
25225 | halve maan, eerste kwartier | eerste kwartier: örste kwartier (Tienray), halve maan: half maon (Tienray), wassende maan: wassende maon (Tienray) | schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4 |
25219 | halve maan, laatste kwartier | afgaande maan: afgaonde maon (Tienray), laatste kwartier: (tussen palataal kwartier en velaar in). lèèste (Tienray) | schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4 |
25261 | halve pint, kwart liter, maat | schopje: (voor een klein biere...??). schöpke (Tienray) | de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4 |
23759 | halve zondag | halve zondag: halve zóndag (Tienray) | Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3 |
20820 | ham, hesp | schink: sxeͅŋk (Tienray) | ham III-2-3 |
21731 | handboei | handboei: handboei (Tienray) | de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1 |