33726 |
hek aan de ingang van een wei |
klapveken:
klapvē̜kǝ (L245b Tienray),
varen:
vǭrǝ (L245b Tienray)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
hek:
hék (L245b Tienray)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29323 |
hekel |
hekel:
hękǝl (L245b Tienray),
hekelkam:
hękǝlkām (L245b Tienray)
|
Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.]
I-5
|
23906 |
hel |
hel:
hel (L245b Tienray)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
gaar:
(bijw.).
gaar (L245b Tienray),
gans:
ps. JK nakijken (begrip: met gans erbij?).
gāns (L245b Tienray),
heel en gans:
hieël en gans (L245b Tienray),
helegaar:
hieëlegar (L245b Tienray),
ram:
t Is ram fout, wat ge gemákt het: het is helemaal fout, wat je gemaakt hebt.
ram (L245b Tienray),
rats:
Rats scheif: helemaal scheef.
rats (L245b Tienray),
schon:
t Ete is schon óp gegÅØn: het eten is helemaal opgegaan.
schon (L245b Tienray)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
24911 |
helling, talud |
afhang:
áfhang (L245b Tienray)
|
helling, talud
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
hēlpe (L245b Tienray)
|
helpen
III-1-4
|
34354 |
helpen bij het biggen werpen |
baggen vangen:
bagǝ vaŋǝ (L245b Tienray)
|
De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40]
I-12
|
19915 |
hemel |
hemel:
hemel (L245b Tienray)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24652 |
hemelsleutel |
hemelsleutel:
± Veldeke
hemelsleutel (L245b Tienray)
|
Hemelsleutel (sedum telephium: purpureum 10 tot 40 cm hoog. De stengels groeien rechtop of opstijgend; de bladeren groeien tegenoverstaand, eivormig, vlezig en gezaagd; de bloemen groeien in dichte trossen en zijn geel of purperrood. Bloeitijd in juli e [N 92 (1982)]
III-4-3
|