21414 |
inktpot |
inktkoker:
inkkôker (L245b Tienray)
|
inktpot [DC 14 (1946)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
dijken:
dikǝ (L245b Tienray),
inkuilen:
inkulǝ (L245b Tienray)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
moeston:
muston (L245b Tienray)
|
ton om zuurkool in te leggen
III-2-1
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
insxødə (L245b Tienray),
koffie inschudden:
koͅfi insxødə (L245b Tienray)
|
inschenken || koffie inschenken
III-2-3
|
34001 |
inspannen |
spannen:
spanǝ (L245b Tienray)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (L245b Tienray)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21867 |
inzet |
inzet:
ienzet (L245b Tienray)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
pot (L245b Tienray)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zāltə (L245b Tienray)
|
zouten, in het zout zetten
III-2-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
jaorgetiej (L245b Tienray)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|