22381 |
knutselen |
knutselen:
knutsele (L245b Tienray)
|
Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34058 |
koe |
koe:
ku (L245b Tienray),
kuu̯ (L245b Tienray)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34066 |
koe die eenmaal heeft gekalfd |
maal:
mǭl (L245b Tienray)
|
Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.]
I-11
|
34124 |
koe met hellend kruis |
hangkont:
haŋkōnt (L245b Tienray)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34213 |
koeherder |
koeherd:
kuwhart (L245b Tienray)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
32568 |
koekenhort, vlaaienhort |
hortje:
hø̜rtjǝ (L245b Tienray),
koekenhortje:
kūkǝhø̜rtjǝ (L245b Tienray),
vlaaihortje:
flājhø̜rtjǝ (L245b Tienray)
|
Doorgaans van witte wissen gevlochten onderzetter, waarop vers gebakken vlaaien of pannenkoeken worden gelegd om af te koelen. [N 40, 97; N 40, 118; N 40, add.; L 1u, 100; L 1a-m; L 35, 107; monogr.]
II-12
|
19407 |
koekenpan |
koekenpan:
kōēkepan (L245b Tienray),
pan:
pan (L245b Tienray)
|
Platte pan met een steel voor het bakken van pannekoeken, eieren, etc. (koekepan, pan) [N 79 (1979)] || platte steelpan
III-2-1
|
20750 |
koekje |
camps-mop:
kampsmoͅp (L245b Tienray),
platsje:
plɛtskə (L245b Tienray)
|
grpte ronde koek met in het midden een gat (Camps had op alle kermissen een kraam) || koekje
III-2-3
|
24188 |
koekoek |
koekoek:
koekoek (L245b Tienray)
|
koekoek
III-4-1
|
24871 |
koekoeksbloem |
hanenpoot:
-
hanepuët (L245b Tienray),
koekenbloem:
± Veldeke
koekebloem (L245b Tienray),
koekoeksbloem:
± Veldeke
koekoeksbloem (L245b Tienray)
|
echte koekoeksbloem [DC 17 (1949)] || Koekoeksbloem (lychnis flos cuculi 30 tot 80 cm hoog. De stengels zijn ruw behaard; de bladeren zijn smal lancetvormig en tevens ruw behaard; de bloemen groeien in losse schermen, de kroonbladeren zijn in 4 smalle slippen verdeeld en licht- tot donkerro [N 92 (1982)]
III-4-3
|