25224 |
koele wind |
koele wind:
kōēle wīēnd (L245b Tienray)
|
koele wind [koeltje] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21140 |
koets (alg.) |
koets:
koets (L245b Tienray)
|
een vierwielig, geheel gesloten rijtuig, door een of meer paarden getrokken [koets, toegerij, toekoets] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33340 |
koewachter, veeknecht |
koeherd:
kuhart (L245b Tienray),
koejong:
kujǫŋ (L245b Tienray),
zweitser:
zwęi̯tsǝr (L245b Tienray)
|
De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.]
I-6
|
20840 |
koffie zetten |
koffie opschudden:
koͅfi opsxødə (L245b Tienray),
koͅfi oͅpsxødə (L245b Tienray)
|
koffie zetten
III-2-3
|
20588 |
koffiedik |
dras:
dras (L245b Tienray)
|
koffiedik
III-2-3
|
20800 |
koken (tr.) |
koken:
kō̞kə (L245b Tienray)
|
koken
III-2-3
|
19615 |
kom |
baar:
bōͅr (L245b Tienray),
kom:
kom (L245b Tienray),
schaal:
sxōͅl (L245b Tienray)
|
groot plat bord of platte kom || grote platte kom van aardewerk || kom
III-2-1
|
18835 |
komisch |
komiek:
kemiek (L245b Tienray)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
vol zorgen:
vol zörg (L245b Tienray)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20005 |
konijn |
konijn:
knīēn (L245b Tienray)
|
konijn
III-2-1
|