e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koele wind koele wind: kōēle wīēnd (Tienray) koele wind [koeltje] [N 81 (1980)] III-4-4
koets (alg.) koets: koets (Tienray) een vierwielig, geheel gesloten rijtuig, door een of meer paarden getrokken [koets, toegerij, toekoets] [N 90 (1982)] III-3-1
koewachter, veeknecht koeherd: kuhart (Tienray), koejong: kujǫŋ (Tienray), zweitser: zwęi̯tsǝr (Tienray) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
koffie zetten koffie opschudden: koͅfi opsxødə (Tienray), koͅfi oͅpsxødə (Tienray) koffie zetten III-2-3
koffiedik dras: dras (Tienray) koffiedik III-2-3
koken (tr.) koken: kō̞kə (Tienray) koken III-2-3
kom baar: bōͅr (Tienray), kom: kom (Tienray), schaal: sxōͅl (Tienray) groot plat bord of platte kom || grote platte kom van aardewerk || kom III-2-1
komisch komiek: kemiek (Tienray) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
kommervol (zijn): kommer vol zorgen: vol zörg (Tienray) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijn konijn: knīēn (Tienray) konijn III-2-1