e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtbel in water bobbel: boebel (Tienray) de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] III-4-4
lucifer lucifer: lucifer (Tienray), strijker: strikər (Tienray), zwegel: zwēͅgəl (Tienray) Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer III-2-1
lui lui: scheutig = goedgeefs.  lui (Tienray), vuil: vōēl (Tienray) niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)] || vadsig, lui III-1-4
luid schreien janken: janke (Tienray) zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiden luiden: løjə (Tienray) Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier windel: wīēndel (Tienray, ... ) luier || windel, luier III-2-2
luieren luieren: luiere (Tienray) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiermand kindskorf: kiendskörf (Tienray), kintskø̜rǝf (Tienray) luiermand || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12, III-2-2
luilak vuilak: voelek (Tienray) vuilaard, luiaard III-1-4
luisteren luisteren: goed lüstere (Tienray) [N 84 (1981)] III-1-1