e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mopperen foeteren: foetere (Tienray), grijnzen: grinze (Tienray), grommen: grómme (Tienray), kijven: kieve (Tienray), knaaien: knāōje (Tienray), WNT: knoeien, A.6) Knorren, grommen, morren, pruttelen. vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 164): knaoje, knorren, grommen, zeurend brommen.  knaoje (Tienray), mopperen: moppere (Tienray) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || brommen || knorren, grommen, zeurend brommen || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgengebed morgengebed: mergegebed (Tienray) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
morsen knoeien: knoeie (Tienray), slabben: #NAME?  slabbe (Tienray) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mos (alg.) mos: ± Veldeke o = lang  mōs (Tienray) Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)] III-4-3
mosterd mosterd: mōstərt (Tienray) mosterd III-2-3
motregen, fijne regen muggenpis: muggepis (Tienray) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: motrègenen, motrègent (Tienray) motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] III-4-4
mug knozel: knozel (Tienray), mug: mug (Tienray) mug || steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2
muik muik: mojjek (Tienray, ... ), moëèk (Tienray), moͅi̯ək (Tienray), muək (Tienray), môêk (Tienray) Kent u een woord voor een geheime bergplaats voor onrijp fruit? Vroeger legden de kinderen vruchten, vooral appels, die ze onrijp geplukt hadden, op een verborgen plekje in het hooi of stro om zacht te worden. Voorbeelden met woorden voor deze bergplaats [DC 31 (1959)] || meuk, bewaarplaats in het hooi om fruit te laten rijpen: kinderen hadden zon moeëk || mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] III-2-3
muilband, bovenste band van de schoof kruisband: krȳs[band] (Tienray) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4