e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig nieuwsgierig: ni-jsgierig (Tienray) nieuwsgierig III-1-4
nieuwsgierigaard gaper: gaper (Tienray) iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)] III-1-4
nijptang nijptang: nīptaŋ (Tienray) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
nooddoop nooddoop: noeëddoeëp (Tienray) Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)] III-3-3
noodklok noodklok: noeedklok (Tienray) De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)] III-3-3
nootmuskaat muskaat: bəsxōͅt (Tienray), notemuskaat: nōtəbəsxōͅt (Tienray) muskaat || muskaatnoot III-2-3
nors stuurs: stoers (Tienray) onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)] III-3-1
noten afslaan afslaan: Veldeke aangepast  afslāōṇ (Tienray) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
notenboom notenboom: -  noteboeëm (Tienray) okkernoot [DC 17 (1949)] I-7
notendop bast: Veldeke aangepast  bāst (Tienray) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7