e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tienray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ooievaarsbek ooievaarsbek: ± Veldeke uit Ned.?  ooievaarsbek (Tienray) Kleine ooievaarsbek (geranium molle 5 tot 40 cm hoge plant die kort behaard is; de bladeren zijn 5- tot 7-spletig met 3-delige slippen; de bloemen zijn zeer klein en bleekpaars van kleur; de vruchten zijn aangedrukt behaard. Bloeitijd van mei tot septem [N 92 (1982)] III-4-3
oom oom: oeëme (Tienray), neen  oeəme (Tienray) oom || oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
oorknop oorbel: oeërbel (Tienray), oorknop: oeërknoeëp (Tienray) sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)] III-1-3
oorlog oorlog: oeërlog (Tienray) de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)] III-3-1
oorring oorbel: oeërbel (Tienray) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorveeg draai: drèèj (Tienray), oorveeg: oeërvèèg (Tienray) Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)] III-1-2
oorvormig handvat oor: ôêr (Tienray) Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)] III-2-1
oorworm oorworm: oerwörm (Tienray), oeërwörm (Tienray) oorworm || oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)] III-4-2
oostindische kers lopertje: luuërperke (Tienray, ... ), -  luuëperke (Tienray), ± Veldeke  luuëperkes (Tienray, ... ) [N 92 (1982)]Oostindische kers || Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
op bedevaart gaan een bedevaart doen: en bèèvert dōēn (Tienray), een bedevaart maken: en bèèvert maake (Tienray), op bedevaart gaan: óp bèvert gaon (Tienray) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] III-3-3